We gaan ten onder aan onze eigen regelgekte

27 nov.

De geestelijke gezondheidszorg protesteerde deze week tegen regelgekte. Ook andere sectoren lijden eronder. Maar hebben we de bureaucratie niet een beetje aan onszelf te danken?

Wie van geslacht gaat veranderen, kan dat het beste per fiets doen. Na afloop is je rijbewijs namelijk niet meer geldig. Dat weet niemand, want je geslacht staat helemaal niet vermeld op je rijbewijs. Alleen de Rijksdienst voor het Wegverkeer weet het. “Je kunt dit zien als een curieuze absurditeit,” zegt Arjan Widlak van de Kafkabrigade. “Maar dit heeft enorme impact op het leven van een individu.” Die ene persoon die dit overkomt rijdt namelijk onverzekerd rond – en komt daar pas achter als hij of zij een ongeluk krijgt en de politie het rijbewijs checkt bij de RDW. 
De Kafkabrigade verzamelt dit soort voorbeelden waar individuen knel komen te zitten tussen regels van de overheid. “Vaak is er niet veel mis met één enkele regel,” zegt Widlak. “Maar in de interactie krijg je rare effecten.” Bijna klassiek is het voorbeeld van de nooddeur: volgens het Bouwbesluit moet die naar buiten toe opengaan (met het oog op brandveiligheid), van de gemeente moet die juist naar binnen openen (voor de veiligheid van voorbijgangers op straat). 
Niet alleen individuen worden gek van de regels, hele sectoren staan ertegen op. Deze week voerde de geestelijke gezondheidszorg actie met een spotje en een manifest Stop de regelgekte. Vorige maand staakten de leraren in het basisonderwijs voor een hoger salaris en een verlaging van de administratieve lasten. 
Hebben we die bureaucratie niet over onszelf afgeroepen?
“Laten we vooropstellen dat bureaucratie in principe iets goeds is,” zegt politiesocioloog Jaap Timmer. “Je hebt regels nodig om je organisatie te structureren: om corruptie en nepotisme tegen te gaan, om ervoor te zorgen dat iedereen eerlijk wordt behandeld. Maar waar we nu mee te maken hebben, is wat wij ‘new public management’ noemen: semioverheidsorganisaties die worden gerund als een bedrijf, met management en targets. En dat gaat tot in de diepste details.” 
Hij schetst hoe een tijd geleden werd geroepen dat de politie wel heel veel geld kost, en de vraag rees hoe effectief politiewerk nu eigenlijk was. Het resultaat: besloten werd dat een agent per jaar 200 boetes en proces-verbalen moest uitschrijven. “Dat haalde een verkeersagent natuurlijk makkelijk, maar voor een wijkagent was dat veel lastiger. Je kunt je voorstellen dat als je in een buurt rondloopt en bewoners gaan lastigvallen met elke bagatel, zoals een kapot lichtje, dat je dan niet het vertrouwen wint.” 
Deze regel is inmiddels losgelaten, maar dat geldt voor heel veel andere takken niet. “Als ik vroeger een patiënt zag, sprak ik 40, 50 minuten met hem,” zegt psychiater en filosoof Damiaan Denys. “Daarna schreef je een briefje met een advies van 2 of 3 regels, en daarna noteerde je in 5 regels in het dossier wat er speelde. Dat verschilde niet van de praktijk van een psychiater in 1890. Nu praat je 30 minuten met een patiënt, en ben je 20, 25 minuten bezig met alles invoeren in het computersysteem. Waarom? De maatschappij heeft er geen vertrouwen meer in. De patiënt wil bewijs dat hij goed behandeld wordt, de verzekeraar wil zien dat er effectief gewerkt wordt, de inspectie wil zien dat er geen rare dingen gebeuren. Dat is allemaal gebaseerd op wantrouwen – terwijl deze psychiater 13 jaar in opleiding is geweest!”
Eén ding is duidelijk: zodra iets geld kost, vraagt de maatschappij om verantwoording. Hoe meer geld er in een sector omgaat, hoe hoger de druk. Denys: “Nu kost de ggz 6,9 miljard, in 2000 was het nog 3,5 miljard. De zorg is niet in omvang verdubbeld, de kwaliteit is afgenomen. We hebben minder tijd per patiënt, het geld dat erbij is gekomen gaat naar controlecommissies en systemen. Het wantrouwen in de zorg kost de maatschappij een miljard.”
Ook leraren vragen om meer vertrouwen. Guuske Ledoux van het Kohnstamm Instituut: “Ik hoor vaak: waarom word ik niet vertrouwd? Als ik zeg dat een kind extra hulp nodig heeft, waarom is dat dan niet genoeg, waarom moet ik zo veel informatie aanleveren?” Maar het is wel logisch, zegt ze – het gaat immers om extra geld. De regeldruk is niet aantoonbaar toegenomen, maar wordt wel zo gevoeld. Minister van Onderwijs Arie Slob zei vorige week nog dat basisschoolleraren veel meer administreren dan wettelijk nodig is. “Een deel van de regels leggen scholen zichzelf op,” zegt Ledoux. “Voor een deel komt dat voort uit angst: alles vastleggen, voor het geval je ergens op wordt aangesproken. Elk oudergesprek wordt uitgewerkt, want je weet maar nooit. Dat hoeft helemaal niet, maar uit angst voor een conflict met de ouders wordt alles maar vast vastgelegd. Dat zijn zelf opgelegde regels.” 
Ook onderzoek van het ministerie van VWS laat dat zien. Uit het Experiment Regelarme Instellingen uit 2016 bleek dat veel organisaties juist last hadden van regels die niet van overheidswege waren opgelegd, maar door de managers binnen de organisatie zelf. 
Controle, zegt Damiaan Denys, is een leidend principe geworden in onze samenleving. “Hoe mooi zou het zijn als we dat geld dat we nu steken in het afleggen van verantwoording zouden investeren in opvoeding, in onze cultuur, in het installeren van vertrouwen… Daar moet je lef voor hebben. Om iemand te vertrouwen moet je zonder kennis van zaken je leven in handen geven van anderen. Dat is heel ingewikkeld geworden. We zijn veiliger en gezonder geworden, maar betalen daar een hoge prijs voor.” 
Arjan Widlak van de Kafkabrigade pleit voor een praktische oplossing. “Je moet concreet laten zien wat er speelt.” Hij geeft nog maar een voorbeeld, dat van de straatnaambordjes op de onbewoonde eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat. Een ambtenaar van de gemeente Eemsmond meende dat die bordjes verplicht waren omdat er nu eenmaal een ‘verblijfsobject’ op die eilanden stond – een vogeltellershuisje dat een paar weken per jaar werd gebruikt. Toen Staatsbosbeheer gevraagd werd voor bordjes te zorgen eiste die op zijn beurt eiste dat er dan ook post zou worden bezorgd. “In dit voorbeeld is de absurditeit meteen duidelijk, maar vaak is het juist de kunst om te laten zien waar de onzin zit. En los dat op en laat de rest in stand. Geen grote systeemveranderingen, wat werkt werkt, maar zorg dat je leert de onzin eruit te halen.”